De wil en wet van God

Klinkt deze titel aantrekkelijk? Of denkt u: christenen (of: de kerk) altijd met hun wetjes en regeltjes. Dit mag niet en dat mag niet… Ik ben blij dat ik een vrij mens ben! Ik maak zelf wel uit wat goed of fout is. Zodra het over de wil en wet van God gaat, haak ik af! Als u geen christen bent, kan ik dit goed begrijpen. De wet is veel te beknellend en heel confronterend! In elk geval: zolang we zondaren zijn. Op deze pagina leg ik uit wat onze moeite met de wet duidelijk maakt over wie wij zijn. Ook leg ik uit waarom mensen die gered zijn door het geloof in Jezus zich verblijden in de wil en wet van God.

De wetten van God hebben een hele belangrijke plaats in de Bijbel. Vaak wordt er gesproken over of verwezen naar ‘de wet’. Wat wordt daar mee bedoeld? Meestal gaat het om de Tien Geboden. U kunt deze vinden in Exodus 20 en in Deuteronomium 5. In deze Tien Geboden (of tien woorden) komt de morele wil van God tot uitdrukking. Er zijn geboden die te maken hebben met hoe wij omgaan met God (we moeten Hem liefhebben en dienen, geen beeld van Hem maken en geen andere goden aanbidden), en die te maken hebben met hoe wij met elkaar omgaan (je mag niet stelen, je mag anderen niet vals beschuldigen, je moet je ouders eren en gehoorzamen). De Tien Geboden werden aan het volk Israël gegeven toen ze uit Egypte waren verlost en onderweg waren naar het beloofde land, het land Kanaän. Dit betekent overigens niet dat alleen Israëlieten vanaf dat moment wisten wat goed en fout was. De Tien Geboden stemmen overeen met een besef van goed en kwaad dat alle mensen hebben. In het Nieuwe Testament schrijft Paulus dat heidenen (niet-Joden) van nature doen wat de wet zegt. ‘Hoewel zij de wet niet hebben, zijn zij zichzelf tot wet. Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar.’ (Romeinen 2:13-14) Dit is vandaag de dag niet anders. Alle mensen hebben een besef van goed en fout. Alle mensen hebben een geweten dat hen soms aanklaagt als ze dingen doen die fout zijn.

Wie of wat bepaalt wanneer iets ‘goed’ of ‘fout’ is? Wie of wat is de bron van dit besef van goed en kwaad? De Bijbel zegt dat dit God is. Hij is absoluut goed, Zijn wil is heilig en volmaakt. In de wet komt de wil van God, en daarmee Zijn volmaakte karakter tot uiting. Zoals God heilig en goed is, zo is de wet dat ook. De wet is ook rechtvaardig, zoals God dat is. De wet zegt dat het goede te doen beloont wordt en dat het kwade te doen of het goede na te laten bestraft wordt. Paulus zegt daarom: ‘Zo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.’ (Romeinen 7:12)

Hoe komt het dat alle mensen dit besef van goed en kwaad hebben? De Bijbel zegt dat wij als mensen naar het beeld van God zijn geschapen (Genesis 1:26-28; zie Efeze 4:24). Dit betekent dat God ons heeft geschapen met een moreel besef van goed en fout en een geweten die beiden volkomen in overeenstemming waren met Zijn wil. Daarnaast waren wij hier gewillig en gehoorzaam aan, zodat wij altijd deden wat goed was en nalieten wat fout was. Geen mens had een probleem met de wet van God. Het enige wat de mens deed was instemmen met de zuiverheid en juistheid van al Gods wetten. Onze wil was volledig onderworpen aan én in volkomen overeenstemming met de wil van God.

Toen kwam de zondeval (Genesis 3). Hier werd onze wil misvormd en gebracht onder de macht van de zonde en de duivel. We kregen een afkeer van de wil van God en een natuurlijke, innerlijke drang om tegen Zijn wetten te rebelleren. Dit is zo tot op de dag van vandaag. Mensen voelen enorme weerstand bij de gedachte dat God bepaalde dingen heeft verboden en ons als mensen beperkt in onze wil. ‘Mag je geen seks voor het huwelijk? Belachelijk! Wij laten niet na waarvan wij genieten!’ Of: ‘Mag je geen kind vermoorden? Wat een onzin! Wij zijn baas in eigen buik en over ons eigen leven. Als wij ons kind niet hoeven, dan aborteren wij het gewoon!’ Dit laat heel duidelijk zien dat wij als mensen niet neutraal staan tegenover God. Nee, we zijn vijanden van Hem. We zijn rebellen, opstandelingen. We zijn wetsovertreders. Het beeld van God raakten we niet volledig kwijt, maar het werd wel verschrikkelijk vervormd. Om het anders te zeggen: we hebben nog steeds een moreel besef (besef van goed en kwaad), maar deze is niet altijd juist en we zijn ook niet in staat er naar te leven. Paulus zegt: “Het denken van het vlees is vijandschap tegen God. Het onderwerpt zich namelijk niet aan de wet van God, want het kan dat ook niet.” – Romeinen 8:7

Wat doet nu de wet? Zij laat ons het volmaakte karakter van God zien én daarbij onze onvolmaaktheid en vijandschap. De wet laat ons zien dat wij als mensen niet goed, heilig en rechtvaardig zijn. De wet overtuigt ons dat wij zondaren zijn. ‘Door de wet is immers kennis van zonde.’ (Rom. 3:20) Ik heb nog nooit iemand ontmoet die kon zeggen dat hij of zij nooit iets had gedaan wat fout was. U wel? Heeft u nooit gelogen? Nooit een lelijke gedachte gehad over iemand? Nooit met begeerte gekeken naar de vrouw van een ander? Nooit gevloekt? Wie luistert naar de wet (en zijn eigen geweten!) die weet dat hij of zij schuldig staat tegenover God.

Mensen hebben last van hun geweten. Niets is zo zwaar om te dragen als schuldgevoelens. Daar weten psychologen en therapeuten net zoveel van als dominees! We proberen die weg te duwen en te overschreeuwen. Hoe? Door onze fouten te bagatelliseren of te compenseren. We zeggen: ‘Ach, niemand is toch volmaakt?’ ‘Iedereen maakt toch fouten? Daar zijn we mensen voor…’ We proberen ons zelf wijs te maken dat we onze fouten kunnen compenseren door het goede te doen. Maar heeft u wel eens gehoord dat iemand die door rood reed geen boete kreeg, omdat hij de rest van de weg zich keurig aan de snelheid hield? Of dat iemand werd vrijgesproken die een roofoverval had gepleegd, omdat hij elke maand honderd euro overmaakt naar een goed doel? Natuurlijk niet!

Daarom proberen we onze fouten goed te praten. Wat fout is gaan we ter discussie stellen, we gaan mensen hun mening vragen en uiteindelijk maken we in de politiek een nieuwe wet die het kwaad goed noemt. Daarmee denken we dat het probleem is opgelost. Maar dat is natuurlijk niet waar! Wij kunnen de wet van God niet veranderen! Als God heeft bepaalt dat iets fout is, dan blijft het fout, al zeggen alle mensen op de hele wereld dat het goed is. Het feit dat wij dingen goed noemen die God fout noemt, bewijst dat wij als mensen zelf fout zijn. Wij zijn zondaren.

Het is niet makkelijk om te erkennen dat we fout zijn. Daarom heeft God de wet gegeven. Om ons te helpen dit in te zien en te erkennen. En dan? Wat als je tot de conclusie komt dat je inderdaad een zondaar bent, de wet van God hebt overtreden en schuldig staat? Dan komt er als het goed is vrees voor God in je hart. Net zoals een dief bang is voor de politie, een crimineel bang is voor de rechter, zo moeten zondaren bang zijn voor God. De wet klaagt ons aan en vraagt een eerlijke straf voor ons kwaad. En God is rechtvaardig: Hij zal de wet rechtdoen en een eerlijk vonnis vellen. Wat betekent dit? ‘Het loon van de zonde is de dood’ (Romeinen 6:23). Zondaren verdienen de doodstraf. In de Bijbel wordt duidelijk dat dit twee dingen betekent. 1) alle mensen sterven; 2) mensen die niet gered zijn, gaan voor eeuwig naar de hel. In Openbaring 20:11-15 lezen we hoe mensen die gestorven zijn worden geoordeeld door God: de mensen worden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En zij die niet gered zijn, die geen vergeving hebben ontvangen, die worden geworpen in de poel van vuur. Dat is de tweede dood.

Zondaren proberen hun fouten goed te praten, te verkleinen of te compenseren. Dit gaat niemand lukken voor God. Daarnaast hopen zondaren dat God, als zij inderdaad schuldig zijn, wel zo lief en vriendelijk zal zijn om hun te vergeven. Zo sussen ze zichzelf in slaap en maken zich niet druk om hun sterven en oordeel. Maar wat een vergissing! God zal niemand zomaar vergeven. Hij zal het kwaad niet ongestraft laten. Hij is volmaakt heilig en volkomen rechtvaardig! ‘Geen zondaar zal het gewis verderf ontkomen, als in het gericht door God wordt wraak genomen!’ (Psalm 1)

God heeft in het Oude Testament niet alleen de Tien Geboden gegeven. Naast deze wetten, heeft Hij nog andere wetten gegeven. Deze worden wel ‘ceremoniële wetten’ genoemd. Zij gaan vooral over dingen die te maken hebben met de tempeldienst. God gaf wetten voor de priesters en Levieten, voor de feesten en bijzondere dagen. De belangrijkste ceremoniële wetten hebben te maken met offers. In Leviticus staan hele lange voorschriften over het brengen van verschillende offers. Waar waren die voor? Om het volk te leren dat er vergeving en verzoening mogelijk is met God! Niet door de zonde ongestraft te laten, maar door de straf op de zonde als het ware over te dragen op de dieren. Zij werden geofferd, zodat zondige mensen in leven konden blijven en God konden ontmoeten. Deze wetten leren dus dat er vergeving nodig en mogelijk is op basis van een plaatsvervangend offer.

Deze offers moesten dagelijks worden gebracht. Elke keer was er weer opnieuw vergeving, reiniging en verzoening nodig. Dit liet de beperktheid van deze offers zien. Uiteindelijk konden dieroffers ons als mensen niet redden! We hebben een beter offer nodig, dat meer waarde en meer kracht heeft. Wij hebben minstens het offer nodig van een mens, die wel volmaakt is en geen zonde heeft gedaan. Wij hebben het offer nodig van méér dan een mens, om onze oneindige schuld te kunnen dragen en voldoen. Dit offer is gebracht door Jezus Christus, volmaakt mens en werkelijk God, die genoemd wordt ‘het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegdraagt!’ Hij is de ENIGE oplossing voor het probleem dat wij als mensen hebben. Hij is de ENIGE Die ons kan verlossen van onze zondenschuld en kan redden van de toorn van God.

Wie in Jezus gelooft, wordt door God ‘rechtvaardig verklaard’. God rekent ons onze zonden niet toe als wij geloven in Jezus, omdat Hij onze zonden dan al heeft aangerekend aan Zijn Zoon. ‘Christus heeft ons verlost van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden. Want er staat geschreven: Vervloekt is iedereen die aan een hout hangt.’ (Galaten 3:13) God rekent ons de gehoorzaamheid van Jezus toe, alsof wij de wet van Hem volkomen hebben gehoorzaamd en het eeuwige leven verdienen! ‘Maar de genadegave van God is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere.’ (Rom. 6:23) Dit noemde Maarten Luther ‘de wonderlijke ruil‘, en dat is het! Alle profeten en apostelen hebben dezelfde boodschap: wie gelooft in Jezus ontvangt vergeving van zonden en het eeuwige leven!

Wat wil de wet? De wet wil ons overtuigen van onze zonde. De wet wil ons overtuigen dat wij een probleem hebben met God en het eeuwige oordeel verdienen. Maar de wet wil meer! Zij wil ons wijzen op de noodzaak van vergeving en de mogelijkheid daarvan! De wet brengt ons als het goed is aan de voeten van de Heere Jezus, met het gebed: ‘Wees mij, de zondaar, genadig!’ En wie zo de Naam van Jezus aanroept, zal zalig worden!

En dan? Kunnen we dan als gelovigen onbeperkt door zondigen, omdat we toch wel vergeving krijgen? Dat zij verre! (Romeinen 6:2). Wie in Jezus gelooft, wordt niet alleen gered van de schuld van de zonde, maar ook van de macht van de zonde. De Heere Jezus zal door Zijn Geest in het hart van een gelovige komen wonen en zijn of haar wil weer gaan vernieuwen. Dit is een proces, waarin onze wil en onze verlangens weer steeds meer in overeenstemming komen met de wil van God. We worden herschapen naar Gods beeld! Wij worden weer heilig, rechtvaardig en goed. We gaan weer instemmen met de wet, dat die wet inderdaad goed is. We krijgen een afkeer van alles wat in strijd is met de wil van God. Het wordt ons diepste verlangen dat wij zelf en anderen naar de wil van God leven. Als we merken dat we zelf of anderen zondigen, dan doet ons dit pijn en verdriet! Dit is het werk van de Heilige Geest. Hij zorgt voor berouw als we zondigen en het sterke verlangen om niet langer naar het vlees (de zondige natuur), maar naar de wil van God te leven! En hoe weten we wat de wil van God is? Door de wet!

Daarom ben ik toch blij met de wet, u ook?!