Islam

Het woord islam betekent ‘onderwerping’ of ‘overgave’. Een moslim is iemand die zich onderwerpt, die zich overgeeft om de wil van God te zoeken en uit te voeren. De kern van het moslimgeloof is het geloof in de boodschapper en de boodschap. Moslims beschouwen Mohammed en de Koran als de laatste, definitieve en complete openbaring van Gods wil aan de mensheid. De fundamenten van de islam zijn geloof in God (Allah) en in Gods boodschapper, Mohammed.

Om de islam te begrijpen, moeten we niet zozeer beginnen bij de geboorte van de ‘stichter’ van deze godsdienst, maar bij de pre-islamitische Arabische samenleving en religie. Individuen leefden in uitgebreide families; verschillende families vormden een ‘clan’ (ministam); een cluster van clans vormde een stam. Al Ilah (Allah) was de oppergod over een pantheon van stamgoden en godinnen die nauw betrokken waren bij het dagelijks leven. Elke stad had haar eigen beschermgoden en een heiligdom. Er was meer angst voor deze goden dan liefde. Dit stammen-polytheïsme in Arabië werd belichaamd door een kubusvormig gebouw in de oude stad Mekka. Dit gebouw, de Kaäba, was gevuld met 360 verschillende stamgoden en was een centrum voor pelgrimsreizen.

Dit stammen-polytheïsme was nauwelijks gericht op het hiernamaals, op een oordeel en beloning of straf na de dood. Alles draaide om het welzijn van de familie en stam waar men toe behoorde. Loyaliteit aan eigen stam was de hoogste deugd. De moslims noemen dit de periode van onwetendheid (jahiliyya). 

Er waren echter ook vormen van monotheïsme in Arabië. Met name joden en christenen woonden al lange tijd in deze regio. De Koran heeft het ook over Arabische monotheïsten, hanifs, nakomelingen van Abraham (Ibrahim). Omdat Mekka een belangrijke handelsplaats was, zal er veel onderlinge ontmoeting zijn geweest tussen de polytheïstische stammen en de monotheïstische handelaren. Het monotheïsme won het echter pas echt van het polytheïsme toen Mohammed zijn boodschap ontving van Allah. Het is belangrijk dat Mohammed zichzelf niet zag als de stichter van een nieuw geloof, maar als de reformator van een al heel lang bestaande religie (die van Abraham).

Het leven van Mohammed

Er is weinig bekend over het leven van Mohammed voor zijn ‘roeping’ om Gods boodschapper te zijn. Hij is geboren in 570 AC als Muhammad ibn Abdullah (de zoon van Abdullah) in de leidende stam van Mekka, de Quraysh. Al jong verloor Mohammed zijn ouders en hij werd opgevoed door een oom. Mohammed werd betrokken bij de karavaanhandel. Achtentwintig jaar lang was Mohammed getrouwd met Khadija, tot haar sterven. Ze hadden samen zes kinderen, twee zonen (die vroeg stierven) en vier dochters. Na Khadija’s sterven trouwde Mohammed andere vrouwen, die allen op één na weduwe waren.

Toen Mohammed dertig jaar was, stond hij bekend om zijn handelscapaciteiten en betrouwbaarheid (hij kreeg de bijnaam al-Amin, de betrouwbare). Vaak trok Mohammed zich terug op de berg Hira om zich te bezinnen op zijn leven en op de maatschappij. Het was op deze berg dat Mohammed in de maand Ramadan, in het jaar 610 (hij was toen dus veertig), zijn eerste openbaring ontving. In de nacht die de moslims herdenken als ‘de Nacht van Kracht’ werd Mohammed de karavaanleider ‘Mohammed de boodschapper van God’. Ruim twintig jaar lang (tot zijn dood in 632) kreeg Mohammed openbaringen van de engel Gabriël. Deze openbaringen zijn opgeschreven en vormen samen de tekst van de Koran, wat letterlijk ‘voordracht’ of ‘toespraak’ betekent. De Koran bestaat uit 114 hoofdstukken (surahs) van 6,000 verzen, die gerangschikt zijn op lengte en niet op chronologie. Moslims geloven dat de Koran genomen is van een Arabisch tablet, de bron (of moeder) van alle geschriften, die altijd bij God in de hemel bestond. De enige echte Koran is daarom ook de Arabische (geen vertaling voldoet).

De eerste tien jaren dat Mohammed zijn boodschap ging brengen bij de mensen waren moeilijk. Eerst vertelde hij zijn religieuze ervaringen alleen aan zijn vrouw en hechte vrienden. Zijn boodschap riep de weerstand op van de welvarende, sterke politieke en economische leiders. Mohammed preekte tegen polytheïsme (dus bracht de inkomsten uit de pelgrimsreizen in gevaar) en tegen het sociale onrecht waar met name de armen, wezen en weduwen onder leden. Het leiderschap van de bestuurders van Mekka trok hij in twijfel en wierp zichzelf op als de nieuwe, door God aangestelde, leider.

In het jaar 620 is Mohammed in de ‘Nachtreis’ door de engel Gabriël van Mekka naar Jeruzalem gebracht en is vandaar opgenomen geweest in de hemel en heeft God ontmoet. De plaats waar dit gebeurd zou zijn, wordt nu ingenomen door de Rotskoepel.

Na tien jaar tegenstand en vervolging onttrok Mohammed zich in het jaar 622 uit Mekka naar Medina (Yathrib). Hier kreeg hij een leidende positie als rechter. Mohammed werd zowel voor de moslims als de niet-moslims de politieke en religieuze leider van de gemeenschap. Deze emigratie (hijra) naar Medina bleek een keerpunt te worden in het leven van Mohammed en in de geschiedenis van de islam. Het ontstaan van de eerste moslimgemeenschap (ummah) heeft moslims ertoe gebracht om hun kalender niet te dateren vanaf Mohammed’s geboorte, ook niet vanaf zijn eerste openbaring, maar vanaf de hijra naar Medina. Dus 622 AC werd 1 AH (after hijra).

De islam moest een correctie zijn van het Arabische polytheïsme en van de (door de schrijvers en latere redacteurs van de Bijbel) vervalste eerdere openbaringen van God aan Mozes en Jezus. Mohammed riep iedereen op tot bekering van het ongeloof en de valse wegen tot de rechte weg (sharia) van God. Mohammed zou de laatste profeet, de ‘zegel’, zijn en de Koran de zuivere correctie en openbaring van het ware geloof in God. De Kaäba werd door Mohammed gezuiverd van de 360 stammengoden en opnieuw toegewijd aan Allah.

De bijna tien jaar die Mohammed in Medina verbleef, gebruikte hij om helder te krijgen wat de opdracht en missie van de moslimgemeenschap was. De gemeenschap kreeg een eigen identiteit, politieke basis en religieuze wetten. Op een tactische wijze gebruikte Mohammed geweld en diplomatiek om Mekka te verslaan, om vervolgens de stammen van Arabië te onderwerpen aan de islam. Het jaar 624 staat bekend om de Slag van Badr. Hier werd de overgrote meerderheid van Mekka verslagen door het leger van Mohammed. De moslims zagen dit als een wonder en teken dat Allah met hen was. Na drie jaar oorlogvoering kwam er een wapenstilstand in Hudaybiyah. In het jaar 630 beschuldigde Mohammed Mekka van het verbreken van deze wapenstilstand en leidde hij een leger van 10,000 mannen naar Mekka. Deze gaven zich zonder te vechten over en onderwierpen zich aan de islam.

In het begin van zijn preken keek Mohammed naar joden en christenen als bondgenoten. Ze waren ‘de mensen van het Boek’ (ahl al-kitab) die eerdere profeten en boodschappen van God hadden ontvangen. Zij hadden veel gemeen met de moslims, dus hij verwachtte hun goedkeuring en medewerking. De joden van Medina onderwierpen zich echter niet aan de islam. Tot dit moment baden de moslims met hun gezicht naar Jeruzalem en vastten op dezelfde dag als de joden. Toen de joden Mohammeds claims afwezen en zich niet tot hem wilden bekeren, ontving hij een openbaring en veranderde de gebedsrichting van Jeruzalem naar Mekka. Sindsdien wordt de islam gepresenteerd als een aparte alternatieve religie voor het jodendom. Na de Slag van de Gracht (627) werden de joden in Medina aangezien voor verraders en door Mohammeds leger vernietigd.

In 632 leidde Mohammed een pelgrimsreis naar Mekka. Hier hield de tweeënzestig-jaar-oude leider zijn afscheidspreek, waarin hij de broederschap van alle moslims benadrukte. Dit was ook het jaar waarin hij stierf.

Opvolging, verschil en ruzie

De eerste jaren van de islam kenmerkten zich niet alleen door enorm snelle verspreiding, maar ook door diepe verschillen en ruzies. Dit verergerde na het sterven van Mohammed. Wat moest de gemeenschap doen? Wie werd de nieuwe leider?

Het politieke en militaire leiderschap werd overgenomen door Abu Bakr (632-634), waarmee de periode van de kalifaten begon (632-1258). De periode van de Kalifaten wordt gewoonlijk verdeeld in drie perioden: de tijd van de Zuiver Geleide Kalifaten (632-661), gevolgd door de Umayyad (661-750) en Abbasis (750-1258). Abu Bakr werd meteen beproefd toen enige Arabische stammen in opstand kwamen. Abu Bakr wist deze opstand de kop in te drukken en ze te onderwerpen aan de regering van de moslims.

Zijn opvolger, Umar ibn al-Khattab (634-644) begon een periode van uitbreiding en verovering. De derde kalief, Uthman ibn Affan (644-656), kreeg meer te maken met onderlinge verdeeldheid en opstanden van de stammen, die de ontwikkeling van de islamitische gemeenschap belemmerden.

Een burgeroorlog brak uit onder de vierde kalief, Ali (657-661). Ali was niet alleen de neef van Mohammed, maar ook zijn schoonzoon (getrouwd met een dochter van Mohammed en Khadija). Hij had aanhang van mensen die vonden dat leiderschap in de familie moest blijven, maar ook tegenstand van Aishu (de dochter van Abu Bakr en weduwe van Mohammed). Dit werd gevolgd door de rebellie van Muawiya, de leider van Syrië. Dit had twee grote gevolgen:

Ten eerste viel er een groep volgelingen van Ali af, het kharidjisme (zij die ‘uitgaan’). Zij hielden zowel Ali als Muawiya voor ongelovigen die streden tegen God en de doodstraf verdienden. Ten tweede bleef Muawiya recalcitrant in Syrië en wachtte zijn tijd af totdat Ali vermoord werd door een groep uit het kharidjisme. Muawiya greep toen naar de macht en werd de oprichter van de Umayyad dynastie (661-750).

De Umayyad dynastie was verantwoordelijk voor een snelle verspreiding van de islam en het ontstaan van een keizerlijk islam, met Damascus als hoofdstad. Deze kaliefen waren vaak slecht in hun leven en dit leidde tot diverse vormen van vernieuwing en reformatie. Sommige bewegingen als het kharidjisme en de sjiieten waren revolutionair, terwijl andere bewegingen leidden tot het ontstaan van de islamitische wetgeving en mystiek (soefisme).

Het kharidjisme en hedendaagse radicale groeperingen

Het kharidjisme is een bron van inspiratie voor hedendaagse radicale groeperingen. Zij interpreteerden de Koran en de Soenna (over het leven van Mohammed) letterlijk en probeerden hun geloofsovertuigingen absoluut te gehoorzamen en op te leggen aan anderen. Ze maakten maar één onderscheid, die tussen de moslims  (die het met hen eens waren) en ongelovigen (vijanden van God, die daarom geëxcommuniceerd moesten worden of afgesneden van de gemeenschap).

Scheiding tussen soennieten en sjiieten

De tweede revolutionaire beweging was die van de aanhangers van de vierde kalief, Ali. Het gevolg van deze gewelddadige onenigheid zouden de twee grote stromingen binnen de islam worden, die van de soennieten (grote meerderheid: 85%) en de sjiieten.

De volgelingen (sjiieten) van Ali waren twee keer gedwarsboomd. Eerst toen Abu Bakr in plaats van Ali tot eerste kalief gekozen werd en vervolgens toen Muawiya aan de macht kwam en de positie van Ali innam. In het jaar 680, toen de Umayyad leider Yazid, de zoon van Muawiya, aan de macht kwam, werd Husayn, de zoon van Ali, overgehaald in Kufa (een stad in Irak) om een opstand te leiden. Dit liep echter uit op een grote nederlaag: Husayn en zijn leger werden afgeslacht.

Deze nederlaag bij de stad Karbala resulteerde in het wereldbeeld van de sjiieten: een paradigma van lijden, verdrukking en protest tegen onrecht. Door de eeuwen heen heeft deze visie hen in het leven gehouden met een minderheidsstatus en veel discriminatie. In de ‘islamitische’ revolutie van 1978-79 in Iran was dit een belangrijke bron van inspiratie.

Bij de soennieten is de kalief de uitgekozen persoon om de profeet Mohammed op te volgen. Hij dient echter alleen als politieke en militaire leider van de gemeenschap, niet als profeet. Bij de sjiieten is de leider, de imam, een directe afstammeling van de familie van Mohammed. Hij is zowel de religieuze als de politieke leider van de gemeenschap. Hoewel geen profeet, wordt hij toch goddelijk geïnspireerd, is hij zondeloos en onfeilbaar en heeft hij het uiteindelijke gezag om de wil van God juist te interpreteren. Is het grote succes in het begin van de islam voor de soennieten het bewijs van Gods leiding en goedkeuring, voor de sjiieten is dit de periode van illegitieme machtsgrepen van soennitische leiders.

De islamitische wetgeving

Een niet revolutionaire reformatiebeweging was de ulama (de religieuze geleerden) met hun islamitische recht. De nadruk ligt in de islam meer op het doen, dan op de leer. Moslims worden door de Koran verplicht om te streven of strijden (jihad) op de weg (sharia) van God om Gods boodschap en gemeenschap te realiseren, te verspreiden en te verdedigen. Elke moslim is verantwoordelijk voor de gemeenschap en het scheppen van een goede samenleving.

De islamitische wetgeving ontwikkelde zich in de achtste en negende eeuw als een reactie op serieuze religieuze en politieke problemen. Er moesten wetten bedacht, geïnterpreteerd en uitgevoerd worden. De ulama hadden bij de soennieten de taak om vast te stellen wat de wil van God was op alle terreinen van het leven. De Koran en Soenna (voorbeeld, namelijk van Mohammed; bestaat uit honderden/duizenden verhalen of verslagen (hadith) over wat de profeet zei en deed) waren de officiële bronnen waar alles letterlijk uit gehaald, of met behulp van analogie (qiyas) afgeleid moest worden. In dingen die niet af te leiden waren uit deze geschriften, gold de ijma (consensus: de meerderheid van de geleerden beslist).

De voornaamste onderscheiding wordt gemaakt tussen de plichten aan God (ibadat), die bestaan uit verplichte handelingen zoals de Vijf Pilaren van de islam, en plichten aan anderen (muamalat), van politieke wetgevingen over het regeren van het land tot aan wetten over huwelijk, scheiding en erfenis. Deze islamitische wetgeving is enerzijds een bron van eenheid en richting, anderzijds een reden van grote onderlinge verschillen; verschillen die voortkomen uit verschillende interpretaties (fatwas) van de verschillende muftis (rechters).

Alle moslims zijn niet alleen één in hun geloof in Allah, de Koran en de profeet Mohammed, maar ook in het uitvoeren van de Vijf Pilaren van de islam. Dit zijn de vijf pilaren:

  1. De Belijdenis van het Geloof (shahadah)Een moslim moet belijden dat ‘Er is geen God dan Allah en Mohammed is de boodschapper van God.’ Om een moslim te worden, hoeft men alleen deze belijdenis op te zeggen. Het eerste deel van de belijdenis bevestigt het absolute monotheïsme van de islam, het geloof in de eenheid of enigheid (tawhid) van God. Het tweede deel is het bevestigen dat Mohammed de laatste en beslissende profeet van God is, die als een model dient voor elke moslim.
  2. Gebed (salat): Vijf maal per dag worden moslims opgeroepen om tot God te bidden. De muezzin roept de moslims op vanaf een minaret van de moskee om tot het gebed te komen. Het bidden mag overal gedaan worden. Op vrijdagmiddag komt men gewoonlijk samen in de moskee (masjid: plaats om te knielen). Hier hoort een preek (khutba) bij, gesproken vanuit een preekstoel (minbar). Elke moslim mag deze preek houden, hoewel dit in grotere moskee’s door een eigen imam wordt gedaan.
  3. Geven van aalmoes (zakat): Elke moslim is verplicht jaarlijks 2,5 procent van zijn bezit te delen met degenen die het minder hebben. Het leven voor geld en rijkdom is gevaarlijk; alles hebben we van God ontvangen, daarom moeten we bereid zijn om te geven aan hen die het minder goed hebben.  Soms wordt dit geld door de overheid ingenomen, in andere landen zijn moslims vrij zelf te bepalen aan wie ze het geven.
  4. Het vasten van de Ramadan (sawn): Een maand lang moeten moslims zich van zonsopgang tot zonsondergang onthouden van eten, drinken en sex. Men moet zich in deze periode bezinnen op het leven en op het geloof. Elke dag wordt het vasten afgebroken door een lichte maaltijd (ontbijt). Families komen ‘s avonds samen om bij elkaar te zijn en voedsel te delen dat alleen in deze periode van het jaar gegeten wordt. Het ‘Feest van het breken met het vasten’ volgt op de Ramadan en is een feest wat drie dagen duurt (vaak het begin van de grote vakantie van het jaar).
  5. Pelgrimsreis naar Mekka (hajj): Elke moslim die fysiek en financieel in staat is, wordt geacht de pelgrimsreis naar Mekka minimaal eens in zijn of haar leven te maken. Het grote doel van deze pelgrimsreis is de Kaäba. Men gelooft dat deze steen door Abraham en Ismaël is gebouwd om God te eren. De engel Gabriël heeft deze steen aan Abraham gegeven. De steen staat symbool voor het verbond dat God met Ismaël en met alle moslims heeft gesloten. Een bezoek aan de Grote Moskee (de plaats waar Abraham heeft gestaan) en de Vlakte van Arafat (de plaats van Mohammeds laatste preek), waar moslims bidden voor de vergeving van hun eigen zonden en die van alle moslims, hoort ook bij de pelgrimsreis. De pelgrimsreis wordt afgesloten met het Offerfeest (Id al-Adha). Dit feest gedenkt de beproeving van Abraham door God toen hij de opdracht kreeg zijn zoon Ismaël te offeren. Zoals Abraham een ram voor zijn zoon mocht offeren, slachten moslims tijdens dit driedaagse feest een schaap of geit.

Het mystieke soefisme

Naast het pad van de wet (sharia) is de innerlijke weg (tariqa) van het mystieke soefisme, een grote populaire religieuze beweging binnen zowel de soennieten als de sjiieten. De sharia heeft ten doel de weg te wijzen van de plichten en rechten voor het leven van de enkeling en van de gemeenschap, het soefisme bood een geheime weg (alleen te kennen door een shaykh: een leermeester die zelf religieuze ervaringen kende) van spirituele discipline, een methode om niet alleen God te volgen, maar ook om Zijn tegenwoordigheid te ervaren.

Een luxe levensstijl van de leiders van de Ummayad dynastie, riep de reactie op van het soefisme om zich af te keren van de materiële wereld en zich te richten op het goddelijke. De eerste asceten droegen wollen kleding (suf, ‘wol’), waar hun naam van afgeleid is. Het soefisme (met nadruk op religieuze ervaringen) leek te botsen met de ulama (enkel gericht op de leer), maar Al-Ghazali wist beide kanten bij elkaar te houden. Hij werd daarom de ‘Vernieuwer (mujaddid) van de Islam’ genoemd. Dankzij hem zou het soefisme een belangrijke plaats behouden in de islam en bijdragen aan de verspreiding van de islam.

Islam en de staat

Vanuit het Midden-Oosten ontstond er al spoedig een enorm gebied dat aan de islam onderworpen was (dar al-Islam). De Umayyad en Abbasid dynasties werden gevolgd door sultanaten. Grote rijken ontstonden: het Ottomaanse rijk in het Midden-Oosten (1281-1924), de Safawiede dynastie (1501-1722) in Iran en het Mogolrijk (1483-1857) in Zuid Azië. De islam functioneerde niet alleen als religie, maar ook als politieke ideologie. Het type burgerschap werd gebaseerd op religieuze aansluiting. Moslims waren volledige burgers, en genoten alle rechten en plichten van deze positie. Joden en christenen waren als Mensen van het Boek ook burgers, maar zij hadden de status van beschermde burgers (dhimmi). Met de uitbreiding van de islamitische rijken konden de mensen kiezen tussen drie opties: zich bekeren tot de islam, ‘beschermde burgers’ worden en belasting betalen, of vijanden worden en bestreden worden.

Soennieten geloven dat de geschiedenis van de islam uitwijst dat het gehoorzamen aan de roeping van de islamitische gemeenschap het geloof en Gods regering te verspreiden, leidt tot zowel welvaart en macht in dit leven als beloften voor het eeuwige leven in de hemel.

Verhouding christendom en islam

Hierbij kan men meteen denken aan de kruistochten. Laat deze periode (1095-1453) niet overduidelijk zien hoe het christendom en de islam zich tot elkaar verhouden? In het jaar 1071 riep de Byzantijnse keizer Alexius I de paus Urbanus II te hulp. Alexius I was bij verslagen door de legers van de moslims (de Abbasiden) en was bang dat heel Klein-Azië onder de voet zou worden gelopen. Voor Urbanus II was het een reden om zijn pauselijk gezag te laten gelden en het toch al verdeelde rijk eensgezind te maken. Samen de ‘heilige oorlog’ voeren tegen de ongelovigen en het bevrijden van de heilige stad Jeruzalem, wat is er beter? Bovendien zou het economisch ten goede komen aan Europa… Onder het mom van religie sloeg de gedachte goed aan bij de mensen en velen waren bereid mee te gaan met een kruistocht. De motivatie was zeker niet (alleen) religieus, maar veelmeer politiek en economisch.

Het hoogtepunt van de tragiek van de kruistochten vond plaats op 15 juli 1099 in Jeruzalem. Vele moslims en joden werden door de kruisvaarders genadeloos afgeslacht. In Europa werd het gevierd als een hoogtepunt, maar niet van tragiek, maar van vreugde. De kruistochten verloren hun populariteit en kracht. In 1453 viel Constantinopel, de hoofdstad van het Byzantijnse rijk, in handen van moslims, kreeg de naam Istanbul en werd de hoofdstad van het Ottomaanse rijk.

Dit is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Europa, en van het christendom. Toch geloof ik niet dat het deze kruistochten zijn die moeten bepalen wat onze houding is als christenen ten opzichte van de moslims, en ook niet andersom.

Islam als voortzetting van jodendom en christendom?

Christenen geloven dat met de komst van Jezus het Oude Testament niet werd afgeschaft, maar juist vervuld. Het Nieuwe Testament is niet in strijd met het Oude Testament, maar onderstreept juist de waarheid ervan. Moslims claimen iets soortgelijks. Zij stellen dat net zoals het Nieuwe Testament gevolgd is op het Oude Testament, zo is de Koran een vervolg op het Oude en Nieuwe Testament. Mohammed is niet de stichter van een nieuw geloof, maar de opvolger van alle profeten die voor hem geweest zijn (als Abraham, Mozes, David, Jeremia, Jezus, etc.).

Is deze claim gerechtvaardigd? De moslims hebben één probleem en dat is dat heel veel dingen in de Koran tegenstrijdig zijn met de Bijbel. Hier boven zagen we al dat God een verbond oprichtte met Ismaël. Volgens het Oude én Nieuwe Testament was dit met Izak. Volgens de Koran werd Abraham door God beproefd Ismaël te offeren, volgens het Oude én Nieuwe Testament moest Abraham Izak offeren. Volgens de Koran is Jezus niet aan het kruis gestorven, maar Judas. Toen Judas, de discipel van Jezus, Jezus verraadde, veranderde God het gezicht van Judas in het gezicht van Jezus en andersom. De soldaten pakten Judas en kruisigden hem. En Jezus? Hij werd door God opgenomen in de hemel en Hij zal eens terugkomen. Volgens de Koran heeft Jezus de komst van Mohammed belooft; de teksten waar ze naar verwijzen gaan echter over de Heilige Geest.

Hoe kunnen de moslims dan toch beweren dat de Koran een nadere openbaring is op de Bijbel? Hoe gaan zij om met die tegenstrijdigheden? Heel eenvoudig: alles wat wel overeenkomt met de Koran is het bewijs dat de islam de ware godsdienst is en alles wat niet klopt met de Koran is door joden en christenen vervalst. Zij hebben al deze dingen wel zuiver ontvangen (zoals ze nu in de Koran staan), maar door hun ongeloof en vijandschap aan God hebben ze hun geschriften (het Oude en Nieuwe Testament) aangepast. Het Nieuwe Testament is grotendeels het product van de Romeinen en niet van de discipelen. Maar ook de discipelen zelf waren onbetrouwbaar en onwetend. Kortom, het Oude en Nieuwe Testament kun je beter weggooien… Wat de profeten van het Oude Testament en Jezus écht hebben geleerd, staat alleen in de Koran.

Alleen wie de Bijbel goed kent, zal bij het lezen van de Koran inzien hoe veel dingen verdraaid en verandert zijn. Zouden ze het Oude en Nieuwe Testament écht accepteren als openbaringen van God, dan zouden ze niet langer in de Koran kunnen geloven.

De dingen die fundamenteel zijn voor het christelijk geloof om gered te kunnen worden, zijn de punten die het meest in de islam worden ontkend en bestreden. Hebben ze bewijs? Nee, alleen maar heel veel mogelijk theorieën die totaal niet onderbouwd worden. Deze theorieën zijn echter wel met harde feiten onder uit te halen!

Fundamentele verschillen tussen islam en christendom

Wat voor de moslims een ontzettend grote ergernis en struikelblok is, is het feit dat christenen geloven in de Drie-eenheid van God. Christenen geloven in één enig God, in drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. Hoe God één kan zijn en toch drie, is iets wat het verstand van ons als mensen te boven gaat. Maar als christenen geloven wij dit op gezag van de Bijbel. Voor iemand die dit gelooft, is het redelijk om het te geloven, hoewel niet te verklaren.

Een tweede, niet minder grote ergernis, is het feit dat christenen geloven dat Jezus God is. Jezus is voor moslims een belangrijke profeet, maar niet meer dan dat. Hij is gewoon mens. En het Nieuwe Testament leert duidelijk dat Jezus ook echt mens is! Heel veel dingen die Jezus doet en zegt, maken duidelijk dat Hij mens is en als mens voor en met God leeft. Het Nieuwe Testament leert echter óók duidelijk dat Jezus ook echt God is. Dit is opnieuw iets wat het verstand van ons als mensen te boven gaat. We zijn geneigd of de mensheid, of de godheid van Jezus te loochenen. Maar op gezag van Jezus’ eigen woorden en dat van Zijn discipelen geloven wij zowel de godheid als de menselijkheid van Jezus! Voor iemand die dit gelooft, is het redelijk om het te geloven, hoewel niet te verklaren.

Voor christenen is er één weg om gered te worden, dat is Jezus Zelf. Door het geloof in Hem ontvangen we vergeving van zonden en het eeuwige leven. Moslims vinden dit raar en stellen de vraag: ‘Maar dan maakt het niet uit hoe je leeft? Dan kun je net zoveel zondigen als je wilt!’ Een heel begrijpelijke vraag als men er van uitgaat dat men alleen goed wordt, door goed te doen. Jezus heeft ons echter geleerd dat we als slechte mensen onmogelijk goed kunnen doen, dus ons zelf ook onmogelijk goed kunnen maken. We zijn zo slecht dat we door goede werken absoluut geen stap verder komen. We hebben Zijn redding nodig. En die ontvangen we door het geloof in Hem. Allen die in Jezus geloven ervaren dat ze van binnenuit, in hun hart, veranderen. Ze krijgen een afkeer van zonden (die ze eerst graag deden) en een liefde tot het goede (wat ze eerst alleen met weerzin deden). Een moslim wordt gevraagd dingen te doen die hij haat (God liefhebben en volgen) en te laten wat hij liefheeft (zonden).

De redding van een moslim hangt dus af van zijn eigen werken. Hij moet meer goed hebben gedaan dan kwaad, de balans moet naar de goede kant doorslaan. Hier zit de foute vooronderstelling achter dat goede werken slechte werken goed kunnen maken. Als we het goede doen, doen we echter niets meer dan onze plicht en voldoen we niet aan de schuld die we hebben door onze zonden. (Voorbeeld: als iemand elke maand €100,- moet betalen en hij dit een jaar niet heeft gedaan, dan heeft hij schuld. Als hij vervolgens spijt krijgt en weer trouw de €100,- gaat betalen, voldoet hij dan zijn schuld?! Nee! Hij moet nog €1200,- extra betalen).

Als de kwijtschelding van zonden afhangt van onze goede werken, is het de vraag hoeveel goede werken er dan precies nodig zijn. Dat weet niemand. Daarom leeft een moslim in het onzekere. Hij weet nooit of God tevreden is gesteld! Hij weet nooit zeker of zijn zonden vergeven zijn (of hij er hard genoeg voor gewerkt heeft). Daarom leren moslims dat je NIET zeker kunt weten of je wel of niet in de hemel komt, omdat Allah dat pas beslist als je sterft.

Voor christenen hangt de vergeving van zonden niet af van onze werken, maar van het werk van Jezus aan het kruis. Daar heeft Hij de straf gedragen en de schuld betaald. Hoe weten we dat dit voldoet? Omdat God Hem op de derde dag heeft opgewekt. Jezus heeft alles volbracht en God heeft als het ware Zijn handtekening eronder gezet! Jezus heeft beloofd dat als we op Zijn offer vertrouwen, al onze zonden vergeven worden en we het eeuwige leven hebben. Elke gelovige ervaart dit in zijn hart: hij is ten volle verzekerd dat hij in de hemel zal komen.

Brengt dit een goddeloos, zondig, losbandig leven? Nee! Het brengt een leven van liefde. Liefde tot God, liefde tot Hem Die ons eerst heeft liefgehad en liefde tot de naaste, omdat Jezus ook hen liefheeft.

Als u moslim bent en u leest dit: ik smeek u de Bijbel te gaan lezen! U bent verblind door de duivel voor de waarheid van het echte Evangelie (van wie Jezus is en heeft gedaan). U kunt uzelf niet redden of acceptabel maken voor God, ook al bent u de ijverigste moslim. Alleen Jezus kan u redden van uw schuld, van uw zondig hart en van de toorn van God!

En… Jezus kan het niet alleen, Hij wil het ook en doet het als u Hem daarom vraagt. Geloof in de Heere Jezus en u zult zalig worden!