Kolossenzen

De brief aan de Kolossenzen is geschreven door Paulus. In het eerste vers van deze brief stelt hij zich als de afzender voor als ‘Paulus, een apostel van Jezus Christus, door de wil van God’. Op het moment dat hij deze brief schrijft zit hij in de gevangenis. In Kolossenzen 4:3, 10 en 18 heeft hij het over zijn gebonden zijn. We weten uit Handelingen dat Paulus gevangen heeft gezeten in Rome van 60/61 tot 62/63. Zowel de brief aan de gelovigen in Kolosse als de brief aan de gelovigen in Efeze worden door Tychikus bezorgd. Door de brieven met elkaar te vergelijken blijkt dat niet alleen Kolossenzen en Efeze ongeveer op hetzelfde moment zijn geschreven, maar ook Filippenen en Filemon.

Kolosse was een stad in Phrygië, een streek in Klein-Azië, het huidige Turkije. Vlakbij Kolosse lagen de steden Hierapolis en Laodicea, die beiden genoemd worden in de brief aan Kolosse. In Kolosse woonden zowel de oorspronkelijke Phrygiërs, als Griekse kolonisten en Joden. Joodse gezinnen uit Babylonië en Mesopotamië werden door Antiochus de Grote in 200 voor Christus naar Kolosse gedeporteerd. Dit deden de wereldrijken om bevolkingsgroepen te verzwakken, om de kans op opstanden te verkleinen. Mogelijk is Kolosse enkele jaren na het ontvangen van de brief van Paulus verwoest. De kerkvader Orosius schrijft in het begin van de vijfde eeuw in zijn beroemde werk ‘Historiae adversus paganos’ (geschiedenis tegen de heidenen) dat in de tijd van Nero (die volgens hem ook Paulus en Petrus heeft gedood) de steden Kolosse, Hierapolis en Laodicea zijn verwoest door een grote aardbeving.

Paulus heeft Kolosse zelf nooit bezocht en de Kolossenzen niet gekend. De gemeente in Kolosse is dan ook gesticht door Epafras. Mogelijk in de tijd dat Paulus in Efeze was. We lezen in Handelingen 19 dat Paulus ruim twee jaar in Efeze is en dat in die tijd allen die in Azië woonden, het woord van de Heere Jezus hoorden, zowel Joden en Grieken (Handelingen 19:10). Misschien heeft Epafras het Evangelie van Paulus in Efeze gehoord en is hiermee teruggegaan naar zijn woonplaats Kolosse. Hier en in Hierapolis en Laodicea werd zijn bediening van het Evangelie gezegend en ontstonden er kleine gemeenten.

Op het  moment dat Paulus deze brief schrijft, is Epafras echter bij Paulus. Dit lezen we in Kolossenzen 4:12. Het is heel goed mogelijk dat Epafras niet voor niets naar Paulus is gegaan. De brief maakt duidelijk dat er grote gevaren dreigden voor de gelovigen in Kolosse. Epafras is naar Paulus gegaan, heeft hem over de situatie ingelicht. Het antwoord van Paulus is deze brief.

Wat waren de gevaren die dreigden? In hoofdstuk 2 lezen we dat Paulus de gelovigen oproept zich niet te laten misleiden door beweegredenen die een schijn hebben. Er is een filosofie en ijdele verleiding van mensen, waar de gelovigen voor uit moeten kijken. Kortom, er is een gevaarlijke dwaalleer die de gelovigen dreigt af te trekken van Christus. Wat deze dwaling precies inhoudt, weten we eigenlijk alleen uit deze brief. Men vermoedt dat de dwaalleer een mengsel is van Joods wetticisme en Griekse filosofie. Men richtte zich op het eren van engelen, het kwellen van eigen lichaam en het houden van joodse ceremoniën als spijswetten en feestdagen. Men streefde naar wijsheid en kennis van de bovennatuurlijke wereld en zocht naar de volmaaktheid van de ziel door uit het lichaam en deze aardse realiteit te ontsnappen.

Hoe reageert Paulus hierop? Wel allereerst maakt hij duidelijk dat de dwaalleren ijdel en onnuttig zijn. Ze hebben wel een schijnrede van wijsheid in eigenwillige godsdienst en nederigheid, en in het lichaam niet te sparen, maar zijn niet in enige waarde, maar tot verzadiging van het vlees. Ten tweede maakt Paulus duidelijk dat alles wat de Kolossenzen begeren, te vinden is in Christus. Streven ze naar kennis van de bovennatuurlijke wereld? Laten ze zich dan richten op Christus, die boven is, in Wie al de schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn. Zoeken ze naar mysteries? Het Evangelie is de verborgenheid, het mysterie der mysteries, die God aan hen heeft willen openbaren! Zoeken ze naar de volmaaktheid? Laten ze zich richten op Christus, in wie ze reeds volmaakt zijn! Willen ze engelen eren? Laat ze dan Christus eren, Die de Schepper is van alle machten en krachten en het Hoofd is van alle overheid en macht (aanduidingen voor engelenrangen). Ten derde legt Paulus uit hoe de Kolossenzen moeten leven uit, door en tot Christus. Dit doet hij vanaf hoofdstuk 3.

In hoofdstuk 3:1-4 zet hij in enkele zinnen kort en krachtig neer wat er van de gelovigen wordt verwacht. We kunnen dit zien als de kern van deze brief. Gelovigen moeten leven vanuit de realiteit dat ze met Christus gestorven en opgewekt zijn. Dit betekent dat ze moeten bedenken de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn. Ze kunnen dit doen met de wetenschap dat Christus eens zal terugkomen en dat zij dan met Hem geopenbaard zullen worden in heerlijkheid.

Wat is dit bedenken van de dingen die beneden zijn? Dit werkt Paulus uit in de verzen 5 tot en met 9. Ze moeten hun aardse leden, de zonden, doden en afleggen. Alles wat hoort bij hun oude leven is door Christus’ sterven gedood. Gelovigen zijn de zonde en deze wereld afgestorven en daarom moeten ze de werken van dit oude leven ook doden. Het bedenken van de dingen die boven zijn wordt uitgewerkt in de verzen 12 tot en met 17 en nader (per groep) toegespitst vanaf vers 18. Het is een leven uit Christus als Bron, het is een leven naar Christus, als norm (naar Zijn beeld worden we vernieuwd) en het is een leven voor Christus, als doel (alles wat we doen, moeten we doen in de Naam van de Heere Jezus).