Persoonlijke herleving (John Owen)

Dit is een (door mij vertaald) gedeelte uit ‘Meditations and Discourses on the Glory of Christ applied to Sinners and Saints’ uit ‘The Glory of Christ‘  (deel 1 van ‘The works of John Owen’).

“Er is niets zekerder in de ervaring van de christen dan dit, dat terwijl wij werkelijk door het geloof de heerlijkheid van Christus aanschouwen, zoals Hij voorgesteld is in het Evangelie, de heerlijkheid van Zijn persoon en werk, zoals hiervoor beschreven (in deel 1) en in heilige gedachten en meditaties daarvan blijven, in het bijzonder in onze persoonlijke plichten en bezigheden, dat elke genade in ons in enige mate zal leven en bloeien, in het bijzonder liefde tot Zijn persoon, en daarmee tot alles wat Hem toebehoort. Laat ons dit slechts proberen, en we zullen ontdekken dat de beloofde zegen ons zeker ten deel zal zijn.

Is er iemand van ons die merkt dat de genade in ons verflauwt; – dat dorheid, dodigheid, lauwheid, een soort van geestelijke gevoelsloosheid over ons komt? Merken we een onwilligheid om de genade te beoefenen op de juiste momenten en de krachtige uitvoering van onze plichten in gemeenschap met God? En willen we onze zielen hersteld hebben van deze gevaarlijke ziekten? Laat ons ons ervan verzekeren dat er geen beter middel is voor onze genezing en verlossing, ja geen andere weg dan deze alleen, – namelijk, het verkrijgen van een helder zicht op de heerlijkheid van Christus door het geloof en een volhardend verblijven daarin. Voortdurende overdenking van Christus en Zijn heerlijkheid, waaruit een transformerende kracht vloeit die de genade in ons doet herleven, is de enige oplossing in dit geval; zoals ik straks verder zal aantonen.

Sommigen zullen zeggen dat dit enkel kan bewerkt worden door frisse uitstortingen en vernieuwde mededelingen van de Heilige Geest. Tenzij Hij onze droge en levenloze harten bedauwt en beregent,- tenzij Hij ervoor zorgt dat onze genade opgewekt wordt, bloeit en vrucht draagt,- tenzij Hij geloof, liefde en heiligheid in onze zielen doet herleven en toenemen,- zullen wij niet genezen worden van onze terugval, noch hersteld worden van onze geestelijke toestand. Met dit doel wordt Hij gebeden en beloofd in de Bijbel. En dit is waar. Maar het is de vraag op welke manier, of door welke middelen, wij de uitstortingen en mededelingen van Hem voor dit werk ontvangen. Dit verklaart de apostel in de plaats die wij behandelen: ‘Wij allen, terwijl wij met ongedekte aangezichten de heerlijkheid van de Heere in een spiegel aanschouwen, worden naar hetzelve beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van de Geest van de Heere.’ Het is door de beoefening van geloof in Christus, zoals tevoren beschreven, dat de Heilige Geest Zijn vernieuwende en transformerende kracht uitoefent in en op onze zielen. Dit, daarom, is het enige middel dat christenen zal herstellen van hun huidige dorheid en terugval.

Sommigen klagen verschrikkelijk over hun toestand en situatie; niemand is zo dood, zo dom en dwaas als zij; zij weten niet of er wel enige vonk van hemels licht in hen is overgebleven. Sommigen doen zwakke en vergeefse pogingen voor een herstel, die lijken op de pogingen van een man in zijn droom, waarin hij grote dingen lijkt te bereiken, echter zonder enige succes. Sommigen storten zich op heel veel plichten. Hoe het ook zij, de meerderheid van belijdende christenen lijken in een smachtende en kwijnende conditie te verkeren. En de oorzaak hiervan is dat zij niet oprecht en voortdurend gebruik maken van de enige remedie en oplossing; ze zijn als een man die er liever voor kiest weg te kwijnen onder zijn ziekte met nutteloze middelen, dan gebruik te maken van een bekende en bewezen medicijn, omdat, wellicht, het gebruik daarvan niet helemaal uitkomt in zijn huidige situatie. Nu dit is het middel, om te leven in het beoefenen van geloof in Christus Jezus. Dit is waar Hij Zelf ons van verzekert in Johannes 15:4-5: ‘Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen van zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u in Mij niet blijft. Ik ben de Wijnstok en u bent de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt u niets doen.’

Er zijn twee manieren van het gelovig komen tot Christus. De eerste manier is dat we het leven mogen ontvangen; –  dat is, een bron en principe van geestelijk leven dat aan ons wordt meegedeeld van Hem. En ongeloof is een niet komen tot Hem, om het leven te kunnen ontvangen. Maar ten tweede is er ook een komen tot Hem van gelovigen in de daadwerkelijke beoefening van het geloof, om het ‘leven meer overvloedig’ te ontvangen (Johannes 10:10); dat betekent, zulke voorzieningen van genade die onze zielen in een gezonde, krachtige uitoefening van al de krachten van het geestelijk leven bewaren.

Original text:

There is nothing more certain in Christian experience than this is, that while we do really by faith behold the glory of Christ, as proposed in the Gospel, the glory of his person and office, as before described, and so abide in holy thoughts and meditations thereof, especially in our private duties and retirements, all grace will live and thrive in us in some measure, especially love unto his person, and therein unto all that belongs unto him. Let us but put it to the trial, and we shall infallibly find the promised event.

Do any of us find decays in grace prevailing in us; – deadness, coldness, lukewarmness, a kind of spiritual stupidity and senselessness coming upon us? Do we find an unreadiness unto the exercise of grace in its proper season, and the vigorous acting of it in duties of communion with God? And would we have our souls recovered from these dangerous diseases? Let us assure ourselves there is no better way for our healing and deliverance, yea, no other way but this alone, – namely, the obtaining a fresh view of the glory of Christ by faith, and a steady abiding therein. Constant contemplation of Christ and his glory, putting forth its transforming power unto the revival of all grace, is the only relief in this case; as shall farther be showed afterward.

Some will say, that this must be effected by fresh supplies and renewed communications of the Holy Spirit. Unless he fall as dew and showers on our dry and barren hearts,- unless he cause our graces to spring, thrive, and bring forth fruit, – unless he revive and increase faith, love, and holiness in our souls, – our backslidings will not be healed, nor our spiritual state be recovered. Unto this end is he prayed for and promised in the Scripture. And so it is. The immediate efficiency of the revival of our souls is from and by the Holy Spirit. But the inquiry is, in what way, or by what means, we may obtain the supplies and communications of him unto this end. This the apostle declares in the place insisted on: “We, beholding the glory of Christ in a glass, ‘are changed into the same image, from glory to glory, even by the Spirit of the Lord.’” It is in the exercise of faith on Christ, in the way before described, that the Holy Spirit puts forth his renewing, transforming power in and upon our souls. This, therefore, is that alone which will retrieve Christians from their present decays and deadness.

Some complain greatly of their state and condition; none so dead, so dull and stupid as they; they know not whether they have any spark of heavenly life left in them. Some make weak and faint endeavors for a recovery, which are like the attempts of a man in a dream, wherein he seems to use great endeavors without any success. Some put themselves unto multiplied duties. Howbeit, the generality of professors seem to be in a pining, thriftless condition. And the reason of it is, because they will not sincerely and constantly make use of the only remedy and relief; like a man that will rather choose to pine away in his sickness with some useless transient refreshments, than apply himself unto a known and approved remedy, because, it may be, the use of it is unsuited unto some of his present occasions. Now this is, to live in the exercise of faith in Christ Jesus. This himself assures us of, John 15: 4-5: ‘Abide in me, and I in you. As the branch cannot bear fruit of itself, except it abide in the vine; no more can ye, except ye abide in me. I am the vine, ye are the branches: he that abides in me, and I in him, the same brings forth much fruit; for without me ye can do nothing.’

There is a twofold coming unto Christ by believing. The first is that we may have life; – that is, a spring and principle of spiritual life communicated unto us from in. And unbelief is a not coming unto him, that we may have life. But secondly, there is also a coming unto him by believers in the actual exercise of faith, that they may ‘have this life more abundantly’ (John. 10:10); that is, such supplies of grace as may keep their souls in a healthy, vigorous acting of all the powers of spiritual life.