Samenvatting preek ‘Zondaren in de handen van een toornend God’ (Jonathan Edwards)

Jonathan Edwards: “Gods soevereiniteit en rechtvaardigheid verheerlijkt”

  • Romeinen 3:19: “Opdat alle mond gestopt worde”
  1. Geen vlees kan gerechtvaardigd worden door de werken van de wet.
  2. Alle mensen zijn verdorven.
  3. Alle mensen zijn totaal verdorven.
  4. Alle mensen zijn in een hopeloze graad verdorven.
  5. Het is onmogelijk om als mens op eigen gerechtigheid te roemen.
  6. Het is onmogelijk om als mens zich te verontschuldigen in enig opzicht.
  7. Het is onmogelijk om als mens gegronde bezwaren te maken tegen de straf.

“God is rechtvaardig als Hij zondaars voor eeuwig verwerpt en verdelgd”

  1. De zondigheid van de mens
  2. De soevereiniteit van God

1. De zondigheid van de mens

  1. De oneindige kwade natuur van alle zonde
  2. De hoeveelheid zonden waaraan de mensen schuldig zijn

1. De oneindige kwade natuur van alle zonde

A. Als mensen straf verdienen, is het automatisch rechtvaardig dat mensen de straf krijgen.

B. Elke misdaad verdient meer of minder straf, naarmate de misdaad zelf meer of minder groot is.

C. De vreselijkheid van de straf (hoe vreselijk ze ook mag zijn) is geen reden om de rechtvaardigheid van de straf te betwisten, indien de grote van de straf maar overeenkomt tussen de afschuwelijkheid van de misdaad en de vreselijkheid van de straf.

D. De misdaad is groter als wij onder grotere verplichtingen staan om het tegenovergestelde te doen.

“Als er daarom Iemand is, aan Wie wij verplicht zijn oneindige liefde, eer en gehoorzaamheid te bewijzen, dan is het oneindig misdadig Hem te haten, te verachten en ongehoorzaam te zijn.”

“God is een oneindig beminnenswaardig Wezen, omdat Hij oneindig schoon en uitnemend is. Hij is een Wezen van oneindige grootheid, majesteit en heerlijkheid en daarom moet Hij oneindig geëerd worden. Hij is oneindig verhoogd boven de grootste vorsten der aarde en boven de meest verheven engelen in de hemel en daarom is Hij oneindig meer te eren dan zij. Zijn gezag over ons is oneindig en de grond van Zijn recht op onze gehoorzaamheid is oneindig groot, want Hij is het oneindig waard, dat wij Hem gehoorzamen en wij zijn absoluut, algemeen en oneindig afhankelijk van Hem.

Conclusie: “De zonde tegen God, die het verbreken van een oneindige verplichting is, is een oneindig afschuwelijke misdaad en verdient daarom oneindige straf.”

  • 1 Samuël 2:25: ‘Wanneer een mens tegen een mens zondigt, zo zullen de rechters hem oordelen; maar wanneer de mens tegen de Heere zondigt, wie zal voor hem bidden?’
  • Genesis 39:9: ‘Hoe zou ik dan een zo groot kwaad doen en zondigen tegen God?’
  • Psalm 51:6: ‘Tegen U, U alleen heb ik gezondigd.’

Tegenwerping: ‘God heeft de zondeval bestuurt en wij kunnen er niets aan doen dat we niets zonder zonde kunnen doen.’

Antwoord: ’Adam (en wij met hem) hebben die verdorvenheid vrijwillig over ons gehaald.’ (Als iemand ons kwaad doet, geven we daar ook God niet de schuld van, maar we straffen degene die ons het kwaad heeft aangedaan.)

2. De hoeveelheid zonden waaraan de mensen schuldig zijn

A. Eén zonde zou genoeg wezen om de mens eeuwig te verwerpen en te veroordelen.

B. Maar mensen doen niet één zonde, maar zijn zondaren vol zonde.

C. Mensen zijn totaal verdorven, in ieder deel, in al hun vermogens; in al de beginselen van hun natuur, hun verstand en hun wil; in al hun gesteldheden en genegenheden. Hun hoofd en hun hart zijn totaal verdorven; al de leden van hun lichaam zijn slechts instrumenten van de zonde; al hun zintuigen: zien, horen, smaken enz. zijn ingangen en uitgangen van de zonde, kanalen van de verdorvenheid. Er is niets dan zonde, in het geheel geen goed.

‘Geen belofte of dreigement stopt de mens de zonde lief te hebben en beweegt de mens lief te hebben.’

2. De soevereiniteit van God

  1. Gods soevereine macht en recht is zodanig, dat Hij oorspronkelijk niet verplicht was om het voor de mens onmogelijk te maken om te zondigen. Hij mocht het in Zijn voorzienigheid toelaten, dat de mens zondigde.
  2. Het was betamelijk, dat de Goddelijke wijsheid en het Goddelijk welbehagen bepaalde, of ieder afzonderlijk mens op en voor zichzelf zou staan, of dat de eerste vader van de mensheid, Adam, gesteld zou worden als het zedelijk hoofd van het verbond en de vertegenwoordiger van het gehele navolgende geslacht.

A. Toen de mens gevallen was en zondaar werd, had God in Zijn soevereiniteit een recht om omtrent zijn verlossing te beslissen, zoals het Hem behaagde. -> Hij had een recht om iemand te verlossen of niet. Hij had, als het Hem had behaagd, allen verloren kunnen laten gaan of allen kunnen verlossen, zonder onrechtvaardig te zijn.

B. Hij is het waardig, dat Hij Zichzelf tot het einddoel van alles maakt en dat Hij alleen Zijn wijsheid als regel stelt om dat doel te bereiken, zonder aan iemand verlof of raad te vragen en zonder rekenschap af te leggen van Zijn daden.

Toepassing: “God zou recht en rechtvaardig zijn, als Hij u voor eeuwig zou verwerpen en verderven.”

Bewijs dat, hoe verschrikkelijk de hel ook is, God nochtans volmaakt rechtvaardig, heilig en heerlijk is en blijft als Hij u voor eeuwig verdoemt:

  1. Uw verleden, uw vorig leven:
  • Uw verachten van Gods genade, Zijn middelen om u te bewegen u te bekeren.
  • Uw trouw aan de duivel, uw rebellie tegen God.
  • Hoe hebt u Zijn dag, Zijn Woord, Zijn prediking veracht?
  • Hoe hebt u het gebed verwaarloosd?
  • Hoe hebt u moedwillig aan zonden vastgehouden?
  • Hoe vaak bent u niet tegen uw ouders ingegaan? (Spreuken 30:17)
  • Hoe hebt u uw naaste met boosaardigheid nagekeken als hij voorspoed genoot? Hoe hebt u met vermaak gezien dat uw naaste kwaad overkwam?
  • Wat een hebzucht heeft er in u gehuisd! Wat een liefde voor de wereld, zodat er geen plaats meer was voor God?! Voor de wereld hebt u God en Christus en de hemel achter uw rug geworpen. Voor de wereld hebt u uw ziel verkocht. U bent enkel een aardworm geweest, die alleen maar in zijn element is, als hij in de aarde kan wroeten.
  • Hoe vele malen hebt u niet een geest van hoogmoed en trots geopenbaard, hetgeen zeer bijzonder een geest des duivels is. ->Hoe stemde het u bitter, anderen boven u te zien!
  • etc.

Nu, als u zich zo gedragen hebt, kunt u dan nog denken, dat God verplicht is u genade te bewijzen?!

  1. Weest vermaand en overweegt, welk een rechtvaardige overeenkomst er is tussen Gods handelwijze met u en uw geest en gedrag tegenover Hem, als God u voor eeuwig zou verwerpen.
    • Psalm 18:26-27: “Bij de goedertierene houdt Gij u goedertieren; bij de oprechte houdt Gij U oprecht. Bij de reine, houdt Gij U rein, maar bij de verkeerde bewijst Gij U een worstelaar.”

Uw verdoemenis is zeer zeker rechtvaardig. U zou precies zo behandeld worden, als u gehandeld hebt. Het zou zeker rechtvaardig zijn, dat u met de maat gemeten wordt, waarmee u zelf gemeten hebt.

__________________________________________________________________________________

  1. Als God u voor eeuwig zou verwerpen, zou dat overeenkomen met uw handelwijze tegenover God;
  2. Het zou ook overeenkomen met uw handelwijze tegenover Jezus Christus;
  3. Ook met uw gedrag tegenover uw naasten;
  4. En overeenkomstig uw eigen dwaze gedrag tegenover uzelf. 

1. Als God u voor eeuwig zou verwerpen, zou dat overeenkomen met uw handelwijze tegenover God.

A. U hebt God nooit enige liefde betoond en daarom zou het met uw handelen tegenover Hem overeenkomen, dat Hij u nooit enige liefde zou bewijzen. (Als God in de ellende was geweest, als dat mogelijk zou zijn, zou u dat onverschillig geweest zijn.)

  • U bekommerde er zich niet om of Gods eer recht werd gedaan, als het uw eigen belangen maar kon bevorderen en aan uw eigen lusten voldoen. Mag God dan Zijn eer niet bevorderen in het verderven van uw welzijn, hoezeer ook uw belangen daardoor schade lijden?
  • U wilde om Christus’ wil geen schade lijden, u vond Hem dat niet waardig. Waarom moet u het dan hard en wreed vinden dat Christus niet behaagde Zijn bloed te vergieten en tot de dood gepijnigd te worden voor zulk een zondaar?

B. U hebt God veracht en waarom mag God u dan niet verachten?

  • Bent u meer te eren dan God, zodat Hij verplicht moet worden u in acht te nemen, hoe weinig u Hem en Zijn heerlijkheid ook op het oog had?
  • U die niet in Christus gelooft, kunt de minste ware eerbied voor God niet hebben.
  • Denkt u dat het waarde voor God heeft, dat u schreeuwen kunt, als u in gevaar bent om veroordeeld te worden, maar tevens in werkelijkheid er niets om geeft, hoe God aan Zijn eer komt?

C. Waarom zou God verplicht zijn u te verlossen, als u bedenkt, hoe ondankbaar u geweest bent voor de weldaden, die Hij u reeds geschonken heeft?

  • Hij gaf u kleding en voedsel, maar u hebt beide misbruikt in de dienst der zonde. Hij waakte over u toen u sliep, maar toen u ontwaakte, ging u voort in de oude koers van zondigen. God is niettegenstaande die ondankbaarheid voortgegaan u wel te doen, maar Zijn vriendelijkheid overwon nooit uw hart of bracht u nooit tot een dankbaarder gedrag jegens Hem.

D. U hebt vrijwillig de zijde van de satan gekozen in zijn vijandschap en tegenstand tegen God.

  • Ongetwijfeld bent u vergenoegd en gerust om de duivel te dienen en Gods vijand te zijn, terwijl u leeft. Wilt u dan God tot vriend hebben, als u gaat sterven, om u van de duivel te verlossen?
    • Richteren 10:14: “Ga tot de goden, die gij hebt verkoren.”

E. Bedenk, hoe dikwijls u geweigerd hebt naar Gods roepstem te luisteren en hoe rechtvaardig het daarom zou zijn, als Hij zou weigeren u te horen, als u tot Hem roept.

  • Exodus 5:2: “Wie is de Heere, dat ik Zijn stem zou gehoorzamen?!”

Is God meer verplicht te letten op wat u tot Hem zegt, dan u verplicht bent om op Zijn geboden, Zijn raad en Zijn nodigingen te letten?

  • Spreuken 1:24-28: “Dewijl Ik geroepen heb en gijlieden geweigerd hebt, Mijn hand uitgestrekt heb en er niemand was die opmerkte. En hebt al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild. Zo zal Ik ook in uw verderf lachen; Ik zal spotten wanneer uw vreze komt. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind, wanneer u benauwdheid en angst overkomt; dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden.”

F. Hebt u zich niet aangemoedigd in het zondigen tegen God met de aanmatigende gedachte, dat God u wel genade zou bewijzen, als u ze zou gaan zoeken?

  • En mag God u die genade dan niet rechtvaardig weigeren?
  • Bedenk, dat u God des te meer beledigd hebt en een erger vijand van Hem geweest bent, omdat u voortging in de zonde met de gedachte, dat Hij een barmhartig God is. Zo hebt u de deugd van Gods barmhartigheid misbruikt en hoe rechtvaardig is het daarom, dat u nooit enig voordeel van deze deugd zou ontvangen?
  • Er is iets afschuwelijks in het zondigen tegen de barmhartigheid Gods, méér dan tegen Zijn andere deugden. Te zondigen tegen God, omdat Hij oneindig goed en genadig is, is zulk een lage ondankbaarheid, dat dit meer dan alle andere dingen de goddeloosheid in haar afschuwelijke kleuren openbaart.

Romeinen 2:4-5: “Of veracht gij de rijkdom van Zijn goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? Maar naar uw hardheid en onbekeerlijk hart vergadert gij uzelf toorn als een schat in de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods.”

  • U hoorde, dat Hij een zeer barmhartig God is en genade genoeg heeft om u te vergeven en daarom gaf u er niet om, dat uw zonden zeer tergend voor Hem waren.
  • U moedigde u in de zonde aan, omdat Christus in de wereld kwam, en stierf om zondaren zalig te maken. Dat is uw dank jegens Christus, die zulk een smartelijke dood voor Zijn vijanden heeft ondergaan.

G. Hoe zijn sommigen van u opgestaan tegen God en hebben Hem in het gemoed tegengestaan in Zijn soevereine beschikkingen. Hoe rechtvaardig zou God u daarom ook mogen tegenstaan. U wilde zich nooit aan God onderwerpen en erkennen, dat Hij alleen de wereld regeert tot Zijn eigen heerlijkheid en volgens Zijn eigen wijsheid.

  • Jesaja 45:9 : “Wee dien, die met zijn Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden potscherven. Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: ‘Wat maakt gij?’”
  • Romeinen 9:20 : “Wie zijt gij , o mens, die tegen God antwoordt?!”

Of denkt u, dat de vrijheid om tegen God op te staan uw uitzonderlijke voorrecht is, zodat u wel een vijand van God mag zijn, maar dat God in geen geval uw vijand mag worden?

2. Zou u ooit door God verworpen worden, dan zou dat rechtvaardig zijn vanwege uw gedrag tegenover Jezus Christus.

  • U verwerpt Christus en u wilt Hem als uw Zaligmaker niet hebben. Als God u een Zaligmaker, Die u verlossen wil van de verdiende straf, aanbiedt en u wilt Hem niet aannemen, dan is het gewis rechtvaardig, als u zonder een Zaligmaker zou heengaan.

Tegenwerping: “Ik zie niet in dat ik Christus als mijn Zaligmaker niet wil hebben. Ik zou er de hele wereld voor willen geven, indien Hij mijn Zaligmaker werd. Hoe is het mogelijk, dat ik niet gewillig zou zijn Christus als mijn Zaligmaker te hebben, daar ik juist hiernaar zoek, hierom bid en worstel, als gold het mijn leven.”

Overtuiging dat u zich in deze zaak zeer vergist: Ik wil:

  1. De gronden en redenen van uw vergissing aanwijzen.
  2. U aantonen dat u Jezus Christus hebt verworpen en nog verwerpt.

1a. Er is een groot verschil tussen een gewilligheid om niet verdoemd te worden en een gewilligheid om Christus als uw Zaligmaker aan te nemen. U kunt de verlossing beminnen en de Verlosser haten.

1b. Er is zeker een groot verschil tussen een gedwongen meegaandheid en een vrije gewilligheid.

  • Dwang en vrijwilligheid kunnen niet samengaan. Uw hart gaat niet van zichzelf uit naar Christus, maar u wordt gedrongen en gedreven een aandeel aan Hem te zoeken. Christus heeft helemaal geen plaats in uw hart, het verenigt zich niet met Hem. Deze gedwongen gewilligheid is niet hetgeen Christus bij u zoekt. Hij zoekt een vrijwillig volk. Psalm 110:3: ‘Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag van Uw heirkracht.’ Christus wil niet dat u Hem tegen uw wil aan zou nemen, maar geheel vrijwillig. Hij zoekt een vrijwillig onthaal in uw hart en keuze.

2a. Hoe is het mogelijk dat u Christus als uw Zaligmaker zou willen hebben om de verdiende straf te ontgaan, terwijl u niet voelt en erkent die straf verdiend te hebben?

  • Als u werkelijk de hel niet verdiend hebt, dan is het aanbod van een voldoening voor zulk een verdienste zelfs bedrog voor u. Als u zulk een schuld niet hebt, dan is het aanbod van een voldoening aan die schuld voor u een belediging, want zulk een aanbod wijst dan een schuld bij u aan, die u niet hebt.
  • Niet overtuigd van schuld? -> geen gewillige onderwerping aan beschuldiging ->niet gewillig om Christus aan te nemen als Zaligmaker.

2b. U bent er nooit van overtuigd geweest, dat Hij in alles genoegzaam is om uw verlossing uit te werken. U had nooit een gezicht en gevoel van die uitnemendheid en waarde in Christus, die aan Zijn bloed en aan Zijn voorspraak en tussentreden bij God zoveel kracht gaf, dat ze genoegzaam zijn om uiterst schuldige schepselen, die God ten hoogste getergd hebben en zich aan Zijn vreselijke toorn blootgesteld hebben, te verlossen.

  • Dit blijkt het duidelijkst als de mens onder grote overtuigingen van hun zonde en van het gevaar van Gods toorn verkeren. Wanneer ze hun schuld en Gods toorn werkelijk gaan gevoelen, koesteren zij zeer ontmoedigende gedachten! Ze zijn geneigd wanhopig te worden, alsof er geen hulp of hoop was voor zulke goddeloze schepselen, als zij zijn. -> Het bloed van Christus betekent niets voor hen.
  • Zolang de zondaren niet overtuigd zijn van Christus als algenoegzame Zaligmaker, kunnen zij onmogelijk gewillig zijn om Hem als hun Middelaar en Zaligmaker aan te nemen. Niemand waagt zich op de oceaan in een schip, waarvan hij vermoedt, dat het lek is en zinken zal, eer de reis ten einde is.

2c. Ook blijkt uw onwil om Christus als Zaligmaker aan te nemen uit het feit, dat u, vanwege de lage en geringe gedachten die u van Hem hebt, Zijn getrouwheid ten zeerste wantrouwt. (Terwijl Jezus zegt in Johannes 6:37: “Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.”)

  • Niemand is gewillig zijn eeuwig welzijn aan een ontrouw persoon toe te vertrouwen, of aan iemand, wiens trouw hij verdenkt.

2d. U bent niet gewillig om gered te worden in die weg, die Christus daarin houdt. Dit blijkt hieruit, dat u niet erkennen en aanvaarden wilt, dat uw eigen goedheid geen enkele waarde heeft in de weg der verlossing door Christus. In Zijn weg wordt ’s mensen eigen goedheid niet geteld. Maar u hecht grote waarde aan uw goedheid en aan uzelf.

Conclusie: Zo blijkt uit dit alles dat u Christus weigert aan te nemen als uw Zaligmaker in Zijn weg. Waarom beschuldigt u Hem dan, dat Hij u niet zalig maakt? Christus heeft zich menigmaal aan u aangeboden om uw Zaligmaker te worden. Hij blijft Zich nog steeds aanbieden, u blijft Hem verwerpen en toch klaagt u erover, dat Hij u niet verlost. Zo zonderlijk onredelijk en in tegenspraak met zichzelf zijn zondaren jegens het Evangelie.

Tegenwerping: “Als ik niet gewillig ben Christus als mijn Zaligmaker aan te nemen, kan ik mezelf niet gewillig maken.”

Antwoord:

  1. Dat u Christus door eigen kracht of uit uzelf niet ‘kunt’ aannemen, is geen verontschuldiging.
  • Als u niet wilt, dan baat het ook niets, al zou u kunnen. Uw niet-willen verhindert u dan om uw kunnen ten uitvoer te brengen. Het is tevergeefs dat u over uw onmacht spreekt, zolang het u aan oprechte gewilligheid ontbreekt. (De ‘wil’ is het probleem!)
  1. Als u zou willen, indien u kon, is dat geen verontschuldiging, tenzij uw gewilligheid om gewillig te worden oprecht is. Maar als u al wat niet vrijwillig is, ware gewilligheid noemt, bezie dan eens hoe het staat en of u niet alle verontschuldiging ontnomen wordt, dat u zich tegen het Evangelie verzet.
  • U hebt geen goed beginsel, dat u het wil, het is niet uit enige vrije neiging of uit ware hoogachting voor Christus. Ook niet uit enige liefde tot uw plicht of uit een geest van gehoorzaamheid of neiging in uw hart naar iets goeds.

Hier hebt u de zonde van ongeloof en de schuld van de zonde ligt op u. Het was reeds rechtvaardig als u voor eeuwig verworpen werd wegens uw gedrag jegens God. Maar God heeft bovendien u Zijn eigen dierbare Zoon aangeboden om u van de eeuwige ellende te verlossen en om u daarbij ook eeuwig zalig te maken in de genieting van Hemzelf en ook Hem hebt u niet aangenomen en u blijft nog steeds Zijn aanbod weigeren. Wat kunt u nu nog inbrengen tot uw verontschuldiging, als u voor eeuwig omkomt?

Hieruit blijkt Gods rechtvaardigheid in uw ondergang in twee opzichten:

  1. Het komt overvloediger en duidelijker openbaar, dat het rechtvaardig is, indien u verloren zou gaan. Rechtvaardigheid blijkt nooit zo duidelijk dan nadat barmhartigheid en genade geweigerd en misbruikt is. Als een beledigd koning aan een misdadiger vrijwillig gratie verleent en deze weigert ze aan te nemen, is het dan niet hoogst rechtvaardig, dat hij terechtgesteld wordt?
  2. Gods rechtvaardigheid zal blijken in uw diepere verwoesting. Behalve de schuld, die u reeds hebt, al was u nooit een Zaligmaker aangeboden, voegt u er nog deze schuld bij, dat u op hoogst ondankbare wijze de aangeboden verlossing geweigerd hebt en nog weigert. Hoe kan er een lager en vuiler behandeling van God zijn, als u, die onder Zijn rechtvaardig oordeel ligt om eeuwig verloren te zullen gaan en dat elk ogenblik uitgevoerd kan worden, uit afkeer en vijandschap tegen God Hem afwijst, als hij genadig Zijn eigen Zoon zendt, Die op de deur van uw hart klopt om u vergeving en eeuwige zaligheid te schenken?

De afschuwelijke ondankbaarheid in deze zonde, namelijk het verwerpen van de Zaligmaker blijkt bijzonder uit deze twee zaken:

  1. Uit de grootheid van de aangeboden weldaden. Die zijn: Een verlossing van de diepste verdorvenheid en goddeloosheid van hart en leven en een verlossing van een eeuwige ellende. Ook blijkt het afschuwelijke van deze zonde uit de grootheid en heerlijkheid van de verworven en aangeboden erfenis. Hebreeën 2:3: ‘Hoe zullen wij ontvlieden, als we op zulk een grote zaligheid geen acht geven?’
  2. Uit de wonderlijke weg, waarin deze weldaden verworven en aangeboden worden. Dat God, toen ons geval zó beklagenswaardig was, dat een gewoon schepsel ons niet kon helpen, hulp zou bestellen bij Zijn eigen Zoon- dat Zijn Zoon dit zou ondernemen voor ons- in de wereld zou komen- onze natuur zou aannemen- een vernederd leven zou leiden- een vervloekte dood zou sterven en voor vijanden zulke smarten en verachting zou ondergaan- hoe wonderlijk is dit! En welke tong of pen kan de ondankbaarheid, de laagheid en verdorvenheid beschrijven, als een verloren zondaar, die in de grootste noodzakelijkheid verkeert om verlost te worden, die verlossing verwerpt, nadat ze op zulk een wijze verworven is! Dat zulk een heerlijk Persoon zo behandeld zou worden, als Hij met zulk een genadige opdracht komt! Dat Hij zo lang zich aanbood, riep en nodigde en dat zonder gehoor te vinden!

U zou zeker rechtvaardig in de hel, ja in het diepst van de hel geworpen kunnen worden, zonder dat u ooit meer een Zaligmaker aangeboden zou worden. Dit zal het onderscheidend oordeel zijn over hen, die niet alleen tegen de wet, maar ook tegen het Evangelie zondigen, Johannes 3:18: “Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet geloofd heeft in de Naam des eniggeboren Zoon van God.”

3. Als God u voor eeuwig zou verwerpen, zou dat rechtvaardig zijn, als u bedenkt, hoe u anderen behandeld hebt.

Hij zou dan precies zo met u handelen, zoals u met uw naaste gehandeld hebt, die dezelfde menselijke natuur hebben en in dezelfde omstandigheden leven als u en die u behoorde lief te hebben als uzelf.

Dit blijkt bijzonder uit twee zaken:

  1. Velen van u hebben zich in hun hart verzet tegen de verlossing van anderen. Natuurlijke mensen openbaren op verscheidene manieren hun tegenstand tegen de verlossing van zielen. Soms komt die voort uit een geest van afgunst en vrees, dat hun metgezellen, hun kennissen en gelijken, genade zullen verkrijgen en dus onuitsprekelijk veel gelukkiger zullen worden dan zij. Velen zijn als de oudste broeder, die het niet kon verdragen, dat de verloren zoon bij zijn terugkeer met zoveel liefde en vreugde werd ontvangen en zo goed werd onthaald. Hij ergerde zich aan zijn broer, die terugkeerde en aan zijn vader, die hem zo verwelkomde. Zo hebt u de verlossing van anderen tegengestaan, die ze even hard nodig hadden als u. U hebt zich ertegen gesteld, dat zij van een eeuwige ellende, die zij evenmin als u, konden verdragen, verlost werden. En dat doet u niet, omdat hun zaligheid u enige schade zou kunnen berokkenen, of dat hun verdoemenis u ten voordeel zou kunnen zijn. Het enige voordeel, dat u ervan denkt te hebben is, dat het u lage geest bevredigt, die zo op de geest des duivels gelijkt, want ook hij wil niet dat anderen zalig worden, omdat hijzelf ellendig is. Hoe rechtvaardig is het daarom, indien God Zich tegen uw verlossing zou verzetten! U wilt wel dat God al uw misdaden begraaft en al uw overtredingen uitdelgt, maar als Hij dat bij anderen doet, begint u al hun vorige zonden, die u maar bedenken kunt, op te rakelen. Moet het bedenken van deze dingen niet voor altijd “uw mond stoppen”?
  2. Bedenk vervolgens eens, hoe u de verdoemenis van anderen bevorderd hebt. Velen van u hebben door hun slechte voorbeeld, door het besmetten van het gemoed van anderen, door hun zondige gesprekken, door anderen tot zonde te verleiden of hen daarin te stijven en door allerlei ander kwaad in de samenleving te bedrijven, zich eraan schuldig gemaakt, dat die anderen verloren gingen.
  • Mattheüs 23:13: “Maar wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen, overmits gij daar niet ingaat en degenen die ingaan zouden, niet laat ingaan.”

Wij hebben geen reden te denken (en het is een vreselijke gedachte) dat er in deze vergadering niemand is, die niet van dag tot dag vervloekt zal worden door arme zielen, die het in de hel uitschreeuwen, omdat hij het middel geweest is of eraan meegewerkt heeft, dat zij voor eeuwig verloren gingen.

Aangezien u om het eeuwig belang van anderen niet geeft en hun eeuwige ondergang eerder bevorderd hebt, is het dan onrechtvaardig als God u aan uzelf overlaat om uw eigen ondergang uit te werken?

4. Als God u voor eeuwig zou verwerpen, zou dit slechts te wijten zijn aan uw gedrag jegens uzelf.

Dit blijkt in twee opzichten:

  1. U bent zo zorgeloos omtrent uw eigen zaligheid. U hebt geweigerd uw eigen zaligheid te behartigen, terwijl God u voortdurend raad gaf en beval Hem te zoeken. Waarom mag God dan niet weigeren uw zaligheid te behartigen, nu u die zoekt? Is God verplicht zorgvuldiger te zijn omtrent úw zaligheid dan u bent omtrent uw zaligheid of Zijn eer? Is God verplicht uit liefde tot u voor u te zorgen, als u da t niet uit liefde tot uzelf of uit achting voor Zijn gezag doet? Noch uw plicht jegens God, noch de liefde voor uw eigen ziel waren voldoende om u er toe te brengen iets voor uw eigen eeuwig welzijn te doen en verwacht u nu, dat God verplicht is grote dingen te doen en Zijn almachtige kracht aan te wenden en oneindige barmhartigheid te bewijzen tot uw zaligheid? U werd aangedrongen uw zaligheid te behartigen en dit niet uit te stellen. U hebt gehoord, dat de jeugd de beste tijd is God te zoeken en dat het, als u het uit zou stellen, zou kunnen zijn, dat God u later niet zou willen horen, maar u wilde toch niet horen, u wilde het erop wagen. Hoe rechtvaardig zou God zijn om te bepalen, dat het te laat is en u verder vergeefs laat zoeken.
  2. U hebt niet alleen uw zaligheid verwaarloosd, maar u hebt ook moedwillig paden bewandeld, die u rechtstreeks te gronde richten. U hebt op die wegen gewandeld en zúlke dingen gedaan die naar uw ondergang leiden en hebt daarin weerspannig en hardnekkig volhard. U kunt u niet beroepen op onwetendheid. U bent altijd onderwezen en gewaarschuwd, maar u hebt volhard in uw goddeloze weg zolang, dat u het einde van uw reis bijna bereikt hebt en de poorten des doods genaderd bent en nu gaat u aan uw gevaar en toekomende ellende denken. Nu noemt u God hardvochtig en onrechtvaardig, dat Hij u niet verlossen wil. U hebt uzelf verwoest en dat moedwillig, tegen Gods raadgeving in. U wilde uw eigen weg gaan, zelfs tegen de overtuiging van Gods Geest in en uw weg leidde tot verwoesting van uw ziel; hoe rechtvaardig is het dan, als God u aan uzelf zou overlaten.

Conclusie: Aldus heb ik u sommige dingen voorgesteld tot uw overtuiging, die als u niet uitermate blind, ongevoelig en weerspannig blijft, uw mond zullen stoppen en u zullen overtuigen, dat u rechtvaardig voor God veroordeeld staat en dat Hij geenszins hard met u handelt, maar rechtvaardig, als Hij naar uw gebeden niet hoort- uw tranen en kermen niet acht- uw inspanningen en pogingen niet bekroont, maar u tenslotte werpt in de poel, die van vuur en sulfer brandt, om daar eeuwig te blijven, dag noch nacht rust hebbend; als Hij in tegenwoordigheid van het Lam en Zijn heilige engelen Zijn rechtvaardigheid in uw ondergang verheerlijken zou.

  • Romeinen 3; 4: “Maar God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig, gelijk als geschreven is: Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in Uw woorden en overwint wanneer Gij oordeelt.”

Tegenwerping: “God bewijst barmhartigheid aan anderen, die dezelfde dingen, of zelfs nog veel erger dingen, gedaan hebben dan ik.”

Antwoord:

  1. Dat bewijst niet, dat God daarom verplicht is ook aan u barmhartigheid te bewijzen. Als God anderen genade geeft, doet Hij dat niet, omdat Hij verplicht is die te geven; Hij had, als het Hem behaagd had, in Zijn heerlijke rechtvaardigheid die genade ook aan hen kunnen weigeren. God is niemand iets schuldig en als Hij sommigen geeft, hetgeen Hij aan hen niet schuldig is, omdat het Zijn welbehagen alleen is, verplicht Hem dat niet het ook aan anderen te geven. Uw geval verandert er niet door, of anderen genade hebben of niet. U kunt evenzeer verloren gaan. (Mattheüs 20:15: “Is uw oog boos, omdat Ik goed ben?”) 
  2. Als deze tegenwerping gegrond was, dan zou God Zijn recht, dat Hij alleen heeft, om barmhartig te zijn, verliezen en Hij zou niet meer alleen over de genade beschikken. Immers, hetgeen waarover God niet kan beschikken naar Zijn welbehagen, is niet meer Zijn eigendom, want hetgeen iemands eigendom is, staat tot zijn beschikking. Daarom zou God niet meer in staat zijn aan iemand een gave te schenken, want het is onmogelijk iets te geven, hetgeen een schuld is. Wat voor gedachten hebt u toch van God? De grondoorzaak van deze dwaze mening is, dat de mensen geringe gedachten van God hebben en hoge gedachten van zichzelf; daarom denken ze dat God weinig rechten heeft en zij alle rechten hebben. (Mattheüs 20:15: “Of is het Mij niet geoorloofd te doen met het Mijne, wat ik wil?”)
  3. God kan rechtvaardig anderen meer achten dan u, want u hebt anderen meer achting bewezen dan God. U beledigde God liever dan de mensen. God acht anderen meer, die van nature uw gelijken zijn, maar u betoonde meer eerbied aan hen, die oneindig lager zijn dan God. U hebt goddelozen meer eerbied betoond dan God. U eerde hen meer en had hen meer lief dan Hem. Ja zelfs, u eerde de duivel meer dan God, u deed zijn wil en behartigde zijn belangen meer dan Gods wil en heerlijkheid. U koos een beetje aards bezit en een lage rust boven Go den verwierp Hem. U zette uw hart op deze dingen en wierp God achter uw rug. Waarom is God dan onrechtvaardig, als het Hem behaagt anderen te verkiezen en uw voorbij te gaan?

Wel schaamt u zich, na al wat gezegd is, nu nog niet en opent u nog steeds uw mond om de besluiten Gods en andere verborgenheden, die u niet begrijpen kunt te betwisten? Het is tevergeefs, nutteloos en gevaarlijk om op te staan tegen een oneindig, groot, heilig en rechtvaardig God. Volhardt u daarin, dan zal dat zijn tot uw eeuwige schaamte en wroeging.

____________________________________________________________________________________________Ik eindig met allereerst in de verdere toepassing van deze leer natuurlijke mensen te waarschuwen, dat zij deze leer niet moeten gebruiken om ontmoedigd en moedeloos te worden.

Want hoewel het rechtvaardig in God zou zij u voor eeuwig te verwerpen en verloren te laten gaan, zou het ook rechtvaardig zijn in God u zalig te maken in en door Christus, Die een volkomen voldoening opbracht voor alle zonden, Romeinen 3:25-26: “Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods; tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in deze tegenwoordige tijd, opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende degene, die uit het geloof van Jezus is.”

Ja God kan zelfs door deze Middelaar niet alleen rechtvaardig, maar ook met ere, u genade bewijzen. Het bloed van Christus is zo kostbaar, dat het ten volle genoegzaam is om al de schuld, die u op u geladen hebt, te betalen en tevens de eer van de Goddelijke Majesteit en Zijn deugden, die u door al uw vuile zonden die wij aangewezen hebben, onteerd hebt, volkomen te handhaven.

Het was voor Christus een even grote, neen, inderdaad een veel grotere zaak te sterven, dan het voor en alle mensen geweest zou zijn om tot in alle eeuwigheid in de hel te moeten branden.

Christus is in Gods ogen zo waardig en zo uitnemend, dat God, ziende hoeveel Hij voor arme zondaars geleden heeft, gewillig is om Zich met hen te verzoenen, hoe onrein en onwaardig zij ook zijn en om hoeveel redenen Zijn straf ook rechtvaardig zou zijn.

U behoeft helemaal niet ontmoedigd te zijn om barmhartigheid te zoeken, want er is genoeg in Christus. God vergeeft gaarne en Hij vergeeft menigvuldig, anders had Hij Zijn Zoon niet gezonden en laten doden. Het zou de eer van Gods Majesteit niet betamen om zo’n zondig en vuil schepsel genade te bewijzen om iets, dat u hebt gedaan; om uw waardeloze en verachtelijke gebeden en andere vrome daden. Dit zou God onteren, Hem onwaardig zijn en het is tevergeefs om die dingen te verwachten.

Hij wil alleen om Christus’ wil genadig zijn en dit, naar Zijn soeverein welbehagen, aan wie Hij wil en hoe Hij wil. U kunt Hem nooit ertoe verplichten door uw werken; doe wat u wilt, Hij zal Zich daarom nooit ertoe verplicht  achten.

Maar als het Zijn welbehagen is, kan Hij met ere door Christus aan iedere zondaar barmhartigheid bewijzen.

Daarom, hier is een bemoediging voor u, nog steeds te zoeken en te wachten, niettegenstaande uw goddeloosheid. Zo sprak Samuël tot de kinderen Israëls, toen zij verschrikt werden door de donder en de regen, die God zond en toen de schuld hen in het aangezicht staarde: “Vrees niet, gij hebt al dit kwaad gedaan; doch wijkt niet van achter de Heere af, maar dient de Heere met uw ganse hart.”

_ _ _ _ _ _ _ _ __ _ _ _ _ _ _ _ __ _ _ _ _ __ _ ___ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ _ _ _ __ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Ik wil voorts besluiten met te wijzen op de vrijheid en het wonder van de genade Gods aan Zijn kinderen bewezen, opdat ze daaraan steeds zullen denken.

U was ook zoals u gehoord hebt. U had ook zulk een goddeloos hart, leefde ook een goddeloos leven en God had u evenzeer voor eeuwig kunnen verwerpen; maar Hij is genadig geweest. Hij openbaarde de heerlijkheid van Zijn genade in uw eeuwige verlossing.

U had God niet lief, maar Hij bewees u Zijn onuitsprekelijke liefde. U had God veracht, maar God achtte u o in Zijn genade, dat u verlost bent door de prijs van het bloed van Zijn eigen Zoon.

U wilde liever in Satans dienst blijven, maar God heeft u een mede-erfgenaam met Christus van Zijn heerlijkheid gemaakt.

U was ondankbaar voor vroegere barmhartigheden, nochtans bleef God niet alleen barmhartigheid bewijzen, maar schonk u ook nog groter barmhartigheden.

U weigerde te horen, toen God riep; nochtans hoorde God u toen u riep. U misbruikte de oneindigheid van Gods genade om uzelf aan te moedigen in de zonde tegen Hem; nochtans openbaarde God de oneindigheid van die genade in Zijn handelingen met u. U verachtte Christus en hebt Hem niet geacht en nochtans is Hij uw Zaligmaker geworden.

U gaf geen acht op uw eigen zaligheid, maar God gaf er wel acht op. U deed uzelf kwaad, nochtans deed God u goed. God heeft Zijn vrije genade aan u verheerlijkt en niet aan anderen, omdat Hij u uitverkoren heeft en het Hem behaagde Zijn liefde op u te zetten.

O, wat een reden is hier tot lofprijzing!Hoe wordt u geroepen de Heere te zegenen. Die zo milddadig met u handelde en Zijn heilige Naam verheerlijkte.

Wat een reden voor u om God in ootmoed te prijzen en in ootmoed voor Hem te wandelen.

  • Ezechiël 16:63: “Opdat gij het gedachtig zijt, en u schaamt en niet meer uw mond opent vanwege uw schande, wanneer Ik voor u verzoening doen zal over al hetgeen gij gedaan hebt, spreekt de HEERE, HEERE. “

U zult nooit uw mond openen om u te beroemen of uzelf te rechtvaardigen, maar u zult des te dieper buigen voor God om Zijn barmhartigheid aan u bewezen. U hebt reden om uw mond des te overvloediger te openen om God te prijzen. Dat dit uw werk moge zijn hier en in alle eeuwigheid voor Zijn rijke, onuitsprekelijke en soevereine genade aan u bewezen en waardoor Hij en Hij alleen u van anderen onderscheidde.

Amen.